Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [21]ik ben diefelijk ontstolen uit het land der [22]Hebreen; en ook heb ik hier niets gedaan, dat zij mij in dezen kuil gezet hebben. 21. Hebr. ik ben, gestolen wordende, gestolen. 22. Dat is, het land Kanaan, waar de Hebreen in dien tijd als vreemdelingen woonden, en wat hun door God beloofd was.